Vijf jaar lang ging ik naar een bijzondere kerk in Utrecht: een terugblik

Mijn vrouw Neline en ik hebben een wekelijkse traditie. Iedere zondag gaan we naar een groot gebouw om samen met (vaak onbekende) mensen te eten, liederen te zingen en te horen wat God in de Bijbel tot ons te zeggen heeft. De korte samenvatting van dit samenraapsel aan activiteiten is: kerk. Vijf jaar lang gingen we naar de geloofsgemeenschap Huis van Vrede in Kanaleneiland, Utrecht. Vanwege onze verhuizing hebben we onlangs afscheid genomen. Om terug te blikken deel ik zes lessen die duidelijk maken hoe mooi en verrijkend het kan zijn om bij een kerkfamilie te horen.

1. Samen eten versterkt gemeenschapsgevoel
De eerste keer dat we onze auto parkeerden in Kanaleneiland om onze kerk te bezoeken, weet ik nog goed. Tot onze verrassing stonden er in de hele zaal tafels waaraan gegeten werd. Deze kerkdienst begon niet met een welkomstlied of mededelingen, maar met een ontbijt. Daar zit je dan. De ene keer naast iemand die geen Nederlands spreekt en met wie het opvallend genoeg klikt. De andere keer naast iemand die de oren van je hoofd praat en binnen vijf minuten een heel levensverhaal op tafel legt…

Ja, het is soms heel ongemakkelijk. Een hapje eten met mensen die je nooit eerder hebt ontmoet. Welk normaal mens doet dat nou? En toch heb ik in de afgelopen vijf jaar ontdekt: het werkt. ‘Samen eten en drinken is een manier om uit te drukken dat je je leven met elkaar deelt’, schreef spreker Arie-Jan Mulder eerder in dit artikel. En in zo’n gemoedelijke, ontspannen en ongedwongen setting ben ikzelf veel sneller geneigd om mij kwetsbaar op te stellen dan tijdens de kerkdienst of na afloop bij het koffiemoment. De keerzijde is: een kerkdienst bezoeken zonder een gesprek aangeknoopt te hebben met iemand voelt nu heel onnatuurlijk. Alsof je een restaurant bezoekt zonder iets te eten of te drinken.

2. Collecteren kan gewoon met een frisbee
Wat doe je als de collectezakken even uit beeld zijn en er toch geld opgehaald moet worden voor het goede doel? Iemand kwam op het briljante idee om een frisbee de kerkbanken rond te laten gaan. Gewoon omdat dat ding in de buurt lag. Waarom ingewikkeld doen als het makkelijk kan?

Het klinkt gek, maar op dat moment werd ik als het ware opnieuw geboren. Als mensen hun leven veranderen omdat ze Jezus willen volgen, noemen we dat wedergeboorte. Bevrijd van een oud leven zonder God. Ik werd toen bevrijd van door mensen bedachte regels in de kerk. Alsof het heilig avondmaal per se aan een grote tafel met een grote avondmaalsbeker gevierd moet worden. En waarom moet je eigenlijk dominee of ouderling zijn om vooraan een gebed uit te spreken? Door het frisbee-moment werd mij duidelijk dat veel dingen die in de kerk ‘normaal’ zijn ook maar gewoon bedacht zijn door mensen zoals jij en ik.

3. Vragen stellen na de preek maakt een preek compleet
Wie is opgegroeid in een Nederlandse kerk zal de preek ervaren als een monoloog. De dominee op de kansel of de spreker op het podium deelt een boodschap. De één doet er twintig minuten over en een ander gaat drie kwartier door als hij of zij de smaak te pakken heeft. Veel preken leverden mij meer vragen dan antwoorden op. En soms ging de preek het ene oor in en het andere oor uit.

In Huis van Vrede is het gebruikelijk dat de spreker vragen uit de zaal beantwoordt. Het kan ook zo zijn dat iemand de spreker aanvult met een wijze opmerking of een bijzonder getuigenis. Een enkele keer kan een vraag of opmerking verwarring geven, met name als de vragenstellers het punt dat de spreker wilde maken niet konden pakken. Maar de meeste keren was dat erg verrijkend en werd de preek compleet dankzij die paar opmerkingen uit de zaal. De preek is niet alleen van de persoon die de preek maakt, maar ook van het ‘publiek’.

4. Tijd opofferen is een schitterend voorrecht
Tussen het ontbijt en de kerkdienst is er zo’n tien minuten ruimte om een activiteit aan te kondigen of een hulpvraag in te dienen. Ik heb van alles voorbij horen komen. Een dame vroeg om hulp vanwege een kapotte tv of wasmachine (ik was zo verstandig om mijn vinger niet op te steken). Een ander was dringend op zoek naar een slaapplek voor een aantal maanden.

In Huis van Vrede heb ik geleerd dat tijd opofferen voor een ander een schitterend voorrecht is om een ander te helpen. Zo heb ik in ons huis in Kanaleneiland vier of vijf keer een Afghaanse jongen geholpen door te oefenen voor zijn interview voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Je bekeringsverhaal vertellen voor een IND-medewerker is heel spannend en om te oefenen veranderde ik mijn huis die avond in een soort IND-kantoor om de vragen alvast te stellen. Een jongen vroeg mij om één van de belangrijkste gesprekken van zijn leven voor te bereiden. Ik moest wel even slikken, omdat ik mijn vrije avonden graag besteed aan het kijken van een potje voetbal of het lezen van de krant. Maar achteraf ben ik toch blij dat ik een andere keuze heb gemaakt. Het asielgesprek oefenen gaf mij uiteindelijk veel meer voldoening dan een avondje bankhangen.

5. Theologische verschillen hoeven je niet uit elkaar te drijven
Voordat we naar de kerk in Kanaleneiland gingen, heb ik mij vaak tweederangschristen gevoeld, zo schreef ik eerder in dit artikel. Nederlandse kerken zijn er goed in om theologische overtuigingen zo groot te maken dat christenen min of meer gedwongen worden om een andere kerk te zoeken. Ik hoor vaak dat christenen in een bepaalde kerk niet voluit kunnen functioneren omdat ze bijvoorbeeld de volwassendoop of kinderdoop niet erkennen.

Ik herinner mij een ongemakkelijk gesprek tussen een evangelische broeder uit mijn voormalige kerk (alweer een heel aantal jaar geleden). Hij had blijkbaar opgevangen dat Neline als kind is gedoopt en op latere leeftijd geloofsbelijdenis heeft gedaan. De beste man veranderde in een radicale evangelist die mijn vrouw behandelde als een afgedwaalde heiden die op weg is naar het eeuwig verderf. Eerlijk gezegd associeerde ik de doop de laatste jaren meer met verdeeldheid, meningsverschillen en gedoe dan met een feestelijk gebeuren. Dat er in Huis van Vrede de mogelijkheid is om je baby op te dragen (de evangelische manier) of te dopen (de reformatorische manier) vind ik eerlijk gezegd een verademing. Waarom zouden we één van de twee groepen uitsluiten als niet een doopritueel maar het geloof in Jezus ons samenbindt?

6. Samen huilen en samen lachen
Zo’n vier jaar lang waren Neline en ik kringleider van een huiskring. Ongeveer de helft van de kringbezoekers komt uit Afghanistan. Sommigen hebben een traumatisch levensverhaal, wachten al jaren op een verblijfsvergunning en ervaren daardoor veel stress. Eén van hen heb ik regelmatig zien huilen wanneer we aan het einde van een kringavond gebedspunten deelden.

Eén keer per jaar gingen we als kerk een weekend weg met z’n allen. Iedere zaterdagavond hoort daar een bonte avond en dansfeest bij. En wie waren er het langst op de dansvloer te vinden? Diezelfde Afghanen! En wat zijn ze gelukkig als ze op hun eigen muziek helemaal los kunnen gaan. Het werkte aanstekelijk. Ook Nederlanders – met uiteraard minder losse heupen dan zij – gingen de dansvloer op. Die avonden waren één van mijn absolute hoogtepunten. Het is een bevestiging dat je ook in de kerk helemaal jezelf kunt zijn. Om die reden durfde ik het zelfs aan om tijdens de bonte avond regelmatig een liedje te zingen.

Ik ga ze missen!

Advertentie

Tim Hofman zocht een refodominee maar trof een Gideonsbende

Spanning en sensatie in de voortuin van dominee A. Kort. Tim Hofman, politieagenten en drie beunhazen zorgden voor rumoer in het o zo rustige Krimpen aan den IJssel. De opmerkelijke uitzending van Tims programma BOOS roept veel vragen op. Is de gênante vertoning in de voortuin van ds. Kort en zijn kerk een nederlaag voor de stilzwijgende reformatorische dominee of voor de opgewonden BNN-presentator?

Lang verhaal kort: de dominee schreef in het begin van de coronacrisis “een lief briefje” (citaat van zijn vrouw) aan de gemeente Krimpen aan den IJssel. De predikant van de plaatselijke Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland schreef onder meer dat ‘zonden die tegen de scheppingsorde indruisen uitgebannen moeten worden’. Leon Houtzager ervaarde die passage als een directe aanval vanwege zijn homoseksuele geaardheid en deed aangifte. In september vorig jaar besloot het Openbaar Ministerie ds. Kort niet te vervolgen. Met deze ‘nederlaag’ neemt Leon geen genoegen en dus schakelde hij Tim Hofman in als ‘mediator’.

Activisme werkt averechts
In het programma BOOS haalt Hofman met veel bombarie verhaal bij één van de twee partijen als er sprake is van een conflict. Dat hij Leon, een aardige jongeman, te hulp schiet is heel nobel, maar de tv-maker had van tevoren kunnen weten dat zijn poging om in contact te komen met Kort zinloos zou zijn. Het is duidelijk dat Hofman 0,0 feeling heeft met de reformatorische gezindte. Wil je op activistische, betweterige en respectloze wijze het gesprek aangaan met een refopredikant? Dan sluiten, sneller dan het licht, de gelederen rondom de dominee. Zeker als je zo dom bent om ds. Kort met zijn voornaam aan te spreken.

Hofman heeft duidelijk te weinig inlevingsvermogen en heeft zich niet in de refocultuur verdiept. Een voorwaarde om Leon écht te kunnen helpen. Zijn wens is namelijk een goed gesprek met ds. Kort over zijn ‘lieve briefje’ en niet zo hoog mogelijke kijkcijfers scoren. Maar Hofman kon in de uitzending de verleiding niet weerstaan om af te geven op het feit dat kerkdiensten in coronatijd niet verboden kunnen worden en dat scholen met een religieuze levensovertuiging leerlingen mogen weigeren op basis van de vrijheid van godsdienst. De kijker krijgt een misplaatst mini-college over de Nederlandse grondwet voorgeschoteld. Is Leon nu echt geholpen met de religiestress van Hofman?

Nog kwalijker is dat Hofman ds. Kort op een sneue, kinderachtige manier onderuit haalt. Om de amusementswaarde van BOOS wat op te krikken is er een aantal preekfragmenten van de dominee te horen. Eén van die uitspraken van Kort kan zonder de context van de hele preek duidelijk worden opgevat als racisme. Maar een scherpe kijker luisterde die preek terug en kwam tot de ontdekking dat de woorden van de dominee zijn verdraaid. Korts uitspraak over zwarte mensen is onderdeel van een opsomming van volkeren die God dienen, “uit alle natiën, talen en tongen”. Van racisme is geen sprake. Met deze laster verdedigt én overtreedt Hofman de Nederlandse grondwet in één en dezelfde uitzending. Een knappe prestatie!

Wegduikgedrag
Maar ds. Kort neerzetten als een martelaar zou te kort door de bocht zijn. Waarom nam de woordvoerder van ds. Kort herhaaldelijk de telefoon niet op toen Hofman hem belde? Waarom werd de politie ingeschakeld omdat Hofman en Houtzager zich op het terrein van de kerk bevonden? Dit wekt op z’n minst de indruk dat de dominee geen argumenten heeft om zich tegenover deze gasten te verdedigen. Bovendien heeft een predikant een publieke functie. Ds. Kort is letterlijk en figuurlijk hét gezicht van een kerkelijke gemeente die 1500 zielen telt. Wegduiken is geen goede reclame voor het Koninkrijk van God dat hij als geroepen ‘ambassadeur’ in Krimpen aan den IJssel mag vertegenwoordigen.

En wie waren die drie beunhazen die aan het einde van uitzending op onchristelijke wijze Hofman en de onschuldige Leon belagen en dreigen met geweld? ‘Wegwezen, opgesodemieterd, anders gaan er klappen vallen’, zo liet de Gideonsbende van Krimpen weten. De verdedigers van de Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland doen ons denken aan Petrus die Jezus vlak voor Zijn arrestatie dacht te helpen door zijn zwaard te trekken en het oor van Malchus af te hakken. Laten we hopen dat de drie soldaten in vrijetijdskleding een mindere dag hadden en net als Petrus in het dagelijks leven wél op liefdevolle wijze hun geloof uitdragen.

Arme Leon Houtzager. Door het gestook van Tim Hofman lijkt deze vriendelijke jongeman nog verder van huis. Maar er is hoop. Een goed gesprek met dominee Kort is wel degelijk mogelijk. Zelfs een redacteur van CIP.nl (die zelfs tot de ‘zwarte mensen’ gerekend kan worden) was van harte welkom bij de dominee. Ik weet het zeker: mevrouw Kort schenkt van harte een kop koffie voor je in, lieve Leon. Maar daarvoor is wel een andere benadering nodig. Zonder camera’s. Zonder stemmingmakerij. En bovenal zonder Tim Hofman.

Is Hillsong voor burgemeester Halsema een grotere vijand dan de radicale islam?

De Amsterdamse burgemeester Femke Halsema is weer eens op oorlogspad. Ze heeft een ‘ernstig gesprek’ aangekondigd met de verhuurder van het pand waar de kerk Hillsong samenkomt. Is er écht iets ernstigs aan de hand of is er sprake van christenpesten?

Wie christelijk Nederland kent, weet dat in iedere orthodox-christelijke kerk de overtuiging geldt dat het huwelijk is bedoeld voor één man en één vrouw. Een principe dat niet afkomstig is uit het verkiezingsprogramma van GroenLinks, maar uit de Bijbel. Op basis van die Bijbel hanteert Hillsong principes om kerk te kunnen zijn in onze hoofdstad. Halsema schrok zich een hoedje toen ze onlangs vernam dat leidinggevende rollen in Hillsong alleen zijn weggelegd voor hetero’s en dat een ‘homoseksuele levensstijl’ wordt afgewezen.

Als de burgermoeder zich wat beter in het christendom en de Hillsong-kerk had verdiept, had ze niet zo hoeven schrikken. “Hillsong is een gastvrije kerk voor iedereen, ongeacht geaardheid”, laat de onafhankelijke onderzoeker Miranda Klaver weten. “Homofobie of homo’s ‘genezen’ ben ik niet tegengekomen.” De aankondiging van de voormalig GroenLinks-leider is bovendien een klap in het gezicht van dit homostel dat er bewust voor kiest om Hillsong trouw te blijven en zich in deze volgens Halsema ‘homofobe’ gemeenschap thuis voelt.

Wat deze kwestie nog erger maakt is de timing. De tik op de vingers van Hillsong volgt na recente gevallen van homogeweld in Amsterdam. Nu overheerst het beeld dat dit geweld wordt gekoppeld aan de visie van Hillsong op het terrein van huwelijk en seksualiteit. Met andere woorden: iedere christen die is aangesloten bij een orthodox-christelijke kerk is een potentiële potenrammer. Honderdduizenden onschuldige en fatsoenlijke kerkgangers zijn door Halsema, misschien onbedoeld, in het verdachtenbankje geplaatst. In plaats van het aanpakken van de échte daders van het homogeweld kiest de burgemeester voor een ‘ernstig gesprek’ met een willekeurige kerk.

In 2017 luidde de Amsterdamse voorganger Joël Boertjens de noodklok in dit interview. “Moslims bedreigen mijn gemeenteleden”, liet hij weten. Wat hij vertelde was zeer ernstig. Van fysieke mishandeling tot doodsbedreigingen. Toenmalig waarnemend burgemeester Jozias van Aartsen zweeg. De burgemeester wilde zijn hand niet in een radicaal-islamitisch wespennest steken. Dankzij de lokale partijen VVD, Forum voor Democratie, CDA en ChristenUnie werden in een later stadium de anti-christelijke incidenten alsnog opgepakt en in de Amsterdamse gemeenteraad besproken.

Toegegeven, vervolgens nam Halsema de kwestie wél serieus door met voorganger Joël Boertjens en christelijke slachtoffers in gesprek te gaan. Een jaar later verscheen er een onderzoeksrapport van de gemeente Amsterdam met de volgende schokkende details:

• Een persoon met een islamitische achtergrond werd na bekering tot het christendom bedreigd door zijn vader die appte: ‘ik kom met een pistool’;
• Een jongere is in elkaar geslagen omdat zijn moeder zich bekeerd had tot het christendom vanuit een islamitische achtergrond;
• Een jongere, niet-gelovig opgevoed door ouders met een islamitische achtergrond, werd gepest door andere kinderen op school, geslagen werd en gedwongen om Koranverzen op te zeggen;
• Een persoon met een islamitische achtergrond, betrokken bij een kerk met veel bekeerlingen, kreeg rouwkransen thuis met daarbij briefjes ‘Jij gaat dood’;
• Bommeldingen bij een kerk omdat daar personen met een islamitische achtergrond gedoopt worden.

Desondanks koos het Amsterdamse bestuur er bewust voor om het religieus geïnspireerde geweld zo vaag en algemeen mogelijk te houden. Er werd niet gesproken over ‘christenvervolging’ maar ‘geloofsververvolging’. Alsof de gemeente Amsterdam niet wil uitsluiten dat christelijke gereformeerde kerkgangers en hippe Hillsong-christenen moslims aanvallen omdat ze het verkeerde geloof aanhangen. Tot op de dag van vandaag weigert Halsema het beestje bij de naam te noemen, ondanks de schokkende ervaringen van tot het christendom bekeerde ex-moslims.

En dan kondigt Halsema ruim drie maanden na het schokkende rapport over christenvervolging een ‘ernstig gesprek’ met het ‘homofobe’ Hillsong aan op basis van vooringenomen standpunten en verdachtmakingen uit links-progressieve hoek. Dit is burgemeester-onwaardig. Eerder weigerde ze in te grijpen bij een Black Lives Matter-demonstratie op de Dam, ondanks het overtreden van de coronaregels. “De demonstratie is te belangrijk”, aldus Halsema. Incidenten waarbij de burgermoeder zich door haar politieke kleur laat leiden. Een échte burgemeester staat boven de partijen en voert geen partijpolitiek.

Was het aangekondigde ‘ernstige gesprek’ met Hillsong een losse flodder of komt hier de ware aard van Halsema naar boven? Tot er antwoord is op die vraag overheerst het vermoeden dat Hillsong voor de Amsterdamse burgemeester een groter gevaar vormt dan homofobe en anti-christelijke radicalen met een islamitische achtergrond.

Groeit mijn zoon op in een land waar grappen maken wordt verboden?

Anderhalf jaar geleden brachten we mijn opa Schipper naar zijn laatste rustplaats. Grappen en grollen was zijn specialiteit. Ook op zijn sterfbed. ‘Zal ik naast je komen liggen?’, vroeg zijn broer. ‘Nee, laat maar zitten. Ik heb liever een lelijke vrouw in mijn bed dan een vent.’

Momenteel worden adverteerders van het programma Veronica Inside platgebeld omdat Johan Derksen weer eens een grap heeft gemaakt (klik hier om het fragment te bekijken). Nadat eerder vrouwen, homo’s en transgenders in de gordijnen vlogen, is het dit keer de beurt aan de zwarte gemeenschap. Wat ben ik blij dat er geen uit de context gerukt fragment van de grap van mijn opa op sociale media is verschenen. Dan zouden het COC en Ingrid van Engelshoven (de minister van Emancipatie) schuimbekkend zijn verzorgingstehuis hebben gebeld. ‘Meneer Schipper heeft zich schuldig gemaakt aan seksisme én homofobie.’

De grap waar politiek-correct Nederland dit keer over valt gaat over Akwasi Owusu Ansah. Ik ken de beste man sinds Tweede Pinksterdag. Akwasi werd een nationale beroemdheid vanwege de volgende historische uitspraak: ‘Op het moment dat ik een Zwarte Piet tegenkom in november, trap ik hem hoogstpersoonlijk in zijn gezicht’, en trad zo in de voetsporen van Martin Luther King. Nadat bij Veronica Inside een Zwarte Piet op een Black Lives Matter-demonstratie werd gespot, zei Derksen grappend: ‘Weet je wel zeker dat het Akwasi niet is?’ In de tijd van opa Schipper werd hier hartelijk om gelachen. Akwasi en pleitbezorgers voor de boycot van Veronica Inside zijn er heilig van overtuigd dat het dwarszitten van een sigaar rokende voetbalbalcommentator hetzelfde is als racisme bestrijden.

Opnieuw zijn de roeptoeters die de omstreden grap massaal verspreiden (en te koop lopen met hun morele gelijk) te lui om zich te informeren. Wie zich echt in Derksen en zijn kompanen wil verdiepen zou de uitzending van een uur helemaal moeten terugkijken. Dan zouden ze ook opmerkingen hebben gehoord als ‘iedereen aan deze tafel is tegen racisme’. Ook werd er begrip getoond voor de gematigde anti-racismedemonstranten. Maar de schreeuwers die Derksen nu aan de schandpaal nagelen, zijn daar niet in geïnteresseerd. Die ‘zeiksnor’ is een homofoob en racist, zo is hun stellige overtuiging. Bij dat standpunt worden vervolgens fragmentjes geknipt en plakt. De context van die fragmentjes doet er niet toe.

Wat moet het heerlijk zijn om op die manier punten te scoren bij je vrienden en volgers op sociale media. Wie daarin meegaat is onder andere voetballer Virgil van Dijk. De Oranje-international wil zich niet meer door Veronica Inside laten interviewen. ‘Genoeg is genoeg.’ Dat zegt hij vreemd genoeg niet over de bouwers van de stadions waarin hij in 2022 hoopt te schitterend tijdens het WK in Qatar. Bij de bouw van die stadions zijn volgens Amnesty International duizenden doden gevallen. Wie wél het lef had om zich tegen deze ramp van wereldformaat uit te spreken was… Johan Derksen. Toen Ajax en PSV vorig jaar kozen voor een trainingskamp in Qatar sprak hij zich hiertegen uit. Van Dijk en zijn fans kijken liever weg van deze vorm van moderne slavernij.

Groeit mijn zoon (ruim een half jaar jong) op in een land waarin geen grappen meer gemaakt kunnen worden over homo’s en donkere mensen? Een mooie taak voor de nieuwe generatie opvoeders om die grappen juist wél te blijven maken. In de nieuwe opvoedboekjes hoort dan ook de bijdrage van clown Bassie: ‘Wat er ook gebeurt, altijd blijven lachen.’ Hopelijk kan ook mijn zoon als zijn tijd gekomen is een foute grap maken op zijn sterfbed, in navolging van zijn overgrootopa.

Die voetballer die mij uitschold om mijn huidskleur is geen racist

Met stijgende verbazing zie en lees ik dat duizenden ‘kleurgenoten’ in Nederland de straat opgaan om deel te nemen aan anti-racismedemonstraties. Die verbazing deelt iemand die mij het volgende appje stuurde: ‘Ik had altijd het idee dat we daar in Nederland al voorbij waren.’ Is Nederland racistischer dan we denken?

Het was zaterdagmiddag. Zo’n 15 jaar geleden. In het geel-zwarte tenue van mijn toenmalige voetbalclub Tholense Boys speelden we een uitwedstrijd in een troosteloos Zeeuws dorp. De wedstrijd was nog maar net begonnen. Tot mijn stomme verbazing lag ik opeens languit op de grond. Onderuit getrapt door de tegenstander. Hij greep zijn kans omdat de bal en de scheidsrechter uit het zicht waren. ‘Smerige stinkneger!’, voegde hij eraan toe. En dit tafereel herhaalde zich nog een paar keer die wedstrijd.

Kijkend naar de anti-racismedemonstraties in binnen- en buitenland vraag ik mij af of die kerel wel of niet écht een racist is. Ik heb een donkerbruin vermoeden dat hij een reden zocht om mij uit de wedstrijd te halen. Als ik hetzelfde lichaamsformaat had als Hollebolle Gijs had hij mij ‘smerige stinkbolle’ genoemd. En als ik mijn lenzen had thuisgelaten en in plaats daarvan met een bril het veld opging, kreeg ik mogelijk ‘brillenjood’ naar mijn hoofd geslingerd. Achteraf had ik mij moeten concentreren op de wedstrijd, maar in plaats daarvan liet ik mij meeslepen door mijn emoties.

Ik herinner mij dat er ook heel wat opmerkingen zijn gemaakt over mijn huidskleur toen ik als brugpieper naar de middelbare school ging. Waren die grappenmakers, die iedere zondag keurig naar de kerk gingen, racisten? Volgens mij was het onderdeel van een ‘spel’ om uit te testen hoe ik hierop zou reageren. Ik besloot al snel om er zelf grappen over te maken. Nadat meneer Simons, leraar Nederlands, vertelde dat hij behoorlijk bruin was geworden omdat hij op skivakantie is geweest, liet ik weten dat ik iedere maand op skivakantie ga. De angel was eruit.

We leven in een tijd dat grappen maken over homo’s, vrouwen en zwarten steeds minder wordt geaccepteerd. Verschijn je in een pruik op tv om te doen alsof je bent overgestapt naar het andere geslacht? Een dag later roept de minister van Emancipatie je op het matje. Een carnavalsliedje over Sylvana Simons? Nog diezelfde dag schuift ze aan bij een talkshowtafel om duidelijk te maken dat Nederland een racistisch land is.

Een jaar geleden ontstond in het hele land ophef omdat een voetballer van Excelsior huilend het veld afliep, omdat honderden supporters oerwoudgeluiden maakten. De steun die Mendes Moreira kreeg was overweldigend. Nederland stond massaal op tegen racisme. Zo racistisch is ons landje dus niet. En ook vraag ik mij nog altijd af of de meeste supporters die zich misdroegen échte racisten zijn. Stoer doen tegenover je vrienden en de tegenstander uit de wedstrijd halen, spelen ook een rol. Net als bij die voetballer die mij onderuit schoffelde.

Wordt een Amerikaanse cultuurstrijd naar ons land overgehaald? En maken links-extremistische groepjes zoals Knock Out Zwarte Piet misbruik van een nieuwe beweging om een half jaar voor het Sinterklaasfeest al van zich te laten horen? In hoeverre zijn ‘racisten’ in Nederland echt racistisch, of worden hun opmerkingen uitvergroot? Wie de anti-racismedemonstraties in Nederland wil duiden, zou ook op deze vragen antwoord moeten geven.

In coronatijd is zondag een verschrikking

YouTube, Facebook, WhatsApp. Media genoeg om de kerk te vervangen, zou je zeggen. Maar er wordt wel heel erg luchtig gedaan over kerk-zijn in coronatijd. Iedere zondag is een verschrikking.

Eén van mooiste dingen van de kerk is dat ik mensen ontmoet die ik normaal gesproken nooit tegen het lijf zou lopen. Een asielzoeker die vanwege zijn situatie in onzekerheid leeft. Een kerel die glunderend kan vertellen over bladblazen en vuilnisbakken legen, zijn fulltime job. Een tiener die de komende week alles op alles zet om het volgende level van zijn computerspel te bereiken. Een heerlijk zooitje ongeregeld.

We zijn met ongeveer 100 mensen in totaal. En we noemen onszelf ‘kerk’ (je moet toch iets verzinnen). Na het ontbijt nemen mensen plaats in de kerkbanken en kerkstoelen. We zingen liederen in het Nederlands en Farsi, vanwege de relatief grote groep Iraniërs en Afghanen. De spreker vertelt een verhaal uit de Bijbel, gevolgd door een vragen- en gespreksronde. Na afloop volgt een derde helft met een hapje en een drankje.

Kerken doen er nu van alles aan om dat wat hierboven beschreven staat digitaal te organiseren. In kerken waar de preek van de dominee centraal staat, is dat goed te doen. Maar in multiculturele gemeenschappen waar veel tijd en energie in ontmoeting wordt gestoken, is dat een stuk ingewikkelder. De grootste winst van een gesprek via Zoom is dat de verbinding niet hapert. Ieder leuk gesprekje dat daarop volgt is mooi meegenomen.

Ik mis de vriendelijke blikken van mensen als we de kerk binnenlopen.

Ik mis de mensen die even onze kinderwagen in kijken.

Ik mis de soms ongemakkelijke gesprekken aan de ontbijttafel.

Ik mis die jongen die elke zondag naar mij toekomt om te zeggen dat Ajax gaat winnen.

Ik mis die Afghaanse man met wie ik geen gesprek kan voeren, maar mij altijd vriendelijk begroet met een handdruk.

Ik mis de spelende kinderen die rondrennen alsof ze zich voorbereiden op het WK atletiek.

Ik mis de altijd terugkerende mededeling: ‘Wie helpt er na de dienst met de afwas?’

Ik mis de gesprekken tussen Iraniërs die ik inhoudelijk niet kan volgen.

Ik mis het samen zingen van mooie liedjes zoals ‘Welkom in Gods huis’.

Ik mis de kerkbank waar ik een houten kont van krijg.

Ik mis het kinderlied waarbij volwassenen mensen opfleuren met allerlei kinderlijke gebaren.

Ik mis de lege batterijen van de microfoon waardoor de dienst moet worden stilgelegd.

Ik mis de collectezakken die er iedere week ellendiger uitzien, maar toch gebruikt blijven worden.

Ik mis de momenten waarop we samen stil zijn om tot God te bidden.

Ik mis het kunst- en vliegwerk dat ik nodig heb om na afloop bij de koffie en thee te kunnen komen.

Ik mist de (bijna) wekelijkse begroeting met die kerel die zich nu de benen uit zijn lijf loopt op de Spoedeisende Hulp-afdeling van het ziekenhuis (succes, makker!).

Ik mis de tieners voor wie het hoogtepunt van de kerkdienst vooral het tafelvoetbal na afloop is.

Ik mis zelfs de korte wandeling van de kerk naar huis om na te genieten van al die indrukken van de paar uur daarvoor.

Vorige week las ik dat coronapatiënten die hersteld zijn heel lang psychische en mentale problemen kunnen houden. Ook voor hen zou het mooi zijn als de kerkdeuren weer snel opengaan. Samen eten, zingen én het Evangelie horen. Dat is nog eens een krachtig medicijn.

Wie dacht dat YouTube of Zoom voor nu de kerk kan vervangen, heeft het mis. Afgelopen weekend konden we Pasen niet in de kerk vieren. De kans is groot dat ook het Pinksterfeest te vroeg komt. Ik hoop dat de eerste kerkdienst na de coronacrisis zo’n groot feest wordt dat het voelt alsof we Pasen, Pinksteren én Kerst op één moment vieren.

De andere wang toekeren? Geen haar op mijn hoofd die daaraan denkt!

Veel mensen die ooit onaardig tegen mij hebben gedaan, heb ik vergeven. Er is één vrouw die dat op haar buik kan schrijven. Haar wens ik dramatische feestdagen en een ongelukkig nieuw jaar toe!

‘Die jongen kan niet boos worden.’ Dat is een opmerking die ik mijn leven vaak heb gehoord. Dit is vast herkenbaar voor mensen die volgens anderen ‘te goed zijn voor deze wereld’. De één bedoelt het als compliment, omdat je het hart op de goede plaats hebt zitten. Een ander zegt dit om aan te geven dat je eigenlijk alles prima vindt en zelfs over je heen laat lopen.

In de christelijke wereld waarin ik mij bevind, wordt gestimuleerd om zoveel mogelijk ‘de andere wang toe te keren’. Deze bekende uitspraak is een verwijzing naar Jezus, hét grote voorbeeld van christenen. Jezus werd bespot en geslagen, maar Hij had Zijn vijanden lief. Christenen sporen elkaar aan om daar een voorbeeld aan te nemen. Een advies waar niks mis mee is, denk ik dan.

In mijn leven heb ik vaak met de hand over mijn hart gestreken als iemand een vervelende opmerking maakte of mij onrechtvaardig behandelde. Ik vind een meningsverschil of conflict vaak te veel gedoe en zonde van mijn tijd. Dus liever haal ik mijn schouders op en ga ik over tot de orde van de dag. Bovendien voorkomt dit een te hoge bloeddruk en zeurende hoofdpijn.

Maar sinds afgelopen vrijdag is er één vrouw die ik het licht in de ogen niet gun. Een vrouw die ik ondanks mijn twee linkerhanden achter het behang zou willen plakken. Een vrouw van wie ik hoop dat ze vrijgezel is, omdat ik haar eventuele echtgenoot een gelukkig leven gun.

Ik heb het over de vrouw die mij verontwaardigd belde, omdat ik mijn werk niet goed gedaan zou hebben. Ik zou een e-mail met een afmeldingsverzoek voor mijn website over het hoofd hebben gezien. ‘Ik eis dat jullie binnen twee dagen mijn afmelding verwerken én mijn e-mail beantwoorden.’ ‘En JIJ gaat dat NU voor mij regelen.’ Deze muts was nog niet uitgesproken. ‘En als jij dat niet doet, stap ik naar de rechter.’

Allerlei herinneringen kwamen boven tafel. Ik dacht terug aan de tijd dat ik op 8-jarige leeftijd streng werd toegesproken door mijn moeder, omdat ik te lang achter de computer zat. Ik dacht terug aan dat moment dat Neline mij de waarheid vertelde, toen ik haar te lang liet wachten op een treinstation. En aan die keer dat iemand boos op mij werd, omdat ik het een inbreker wel heel makkelijk maakte door zijn waardevolle spullen niet veilig op te bergen.

Het verschil met die momenten is dat ik toen écht mijn afspraak niet nakwam en op een normale manier op mijn gedrag werd aangesproken. Die mevrouw die mij belde – en ik gelukkig niet persoonlijk ken – ging met de botte bijl te werk. Ik veranderde van een volwassen jongeman in een hondje dat op commando een pootje moest geven. Kortom, ik werd ontmenselijkt door een anoniem zeikwijf die het niet verdient om met ‘mevrouw’ te worden aangesproken.

Het gevolg was dat ik de tegenaanval inzette. ‘Ik wilde zo graag meedenken aan een oplossing. Maar als jij mij op dit toontje aanspreekt, weiger ik je te helpen.’ BOEM! Het telefoongesprek was over. Blijkbaar had ik de telefoon opgehangen. Jammer dat ik niet weet waar deze muts woont, dacht ik. Het liefst zou ik haar opzoeken om excuses te eisen. Een kwartier na het gesprek waren mijn handen nog altijd aan het trillen.

Allerlei gedachten schieten door mijn hoofd. ‘Als zij in de kerstvakantie gaat skiën, hoop ik dat ze zo hard valt dat ze vijf dagen lang geen schnitzel kan eten.’ ‘Ik hoop dat haar buren een haan aanschaffen, zodat ze iedere dag om 05:00 uur wordt gewekt door een luid ‘KUKELEKU’.’ ‘Als een groep zeemeeuwen na een lekkere maaltijd hun grote boodschap kwijt moeten, hoop ik dat ze op dat moment precies over haar achtertuintje vliegen.’

Als ik het evangelie (de blijde boodschap van Jezus) lees, word ik heel ongemakkelijk. Moet ik mij schuldig voelen over mijn gedachten? Ik heb namelijk geen vrede met het toekeren van de andere wang. Voor mijn gevoel verlies ik dan de strijd van een pedant dametje die ik geen overwinning gun. Een vergevingsgezinde houding aannemen gaat dwars tegen mijn menselijke gevoelens in.

De andere wang toekeren? Geen haar op mijn hoofd die daaraan denkt! Ik wens haar dramatische feestdagen en een ongelukkig nieuw jaar toe. Of zal ik haar toch maar een kerstkaart sturen met een liefdevollere boodschap?

Waarom ik binnenkort als Zwarte Piet mijn neefjes verwelkom

Over ongeveer vier weken komen mijn schoonzus, zwager en twee neefjes vanuit Israël een paar weken naar Nederland. Te laat om Sinterklaas en Zwarte Piet te ontmoeten, zou je denken. Maar ik zie het, als Piet met Surinaams bloed, als een goed excuus om te laat terug te keren naar Spanje en hen alsnog met cadeautjes te ontvangen.

Als zoon van een Surinaamse moeder heb ik goede herinneringen aan onze Sinterklaasvieringen. Mijn vader kwam regelmatig verkleed als Sinterklaas met een grote zak cadeautjes de woonkamer binnen. Nooit heb ik gedacht dat mijn moeder dan wel Zwarte Piet zou zijn. Ook niet als grapje. Zet een gemiddelde Zwarte Piet naast mijn donkere moeder en ik zie veel meer verschillen dan overeenkomsten. Felrode lippen. Ze zou het verschrikkelijk vinden. En gelukkig draagt ze ook niet zo’n gek petje met een veer.

Het schijnt nogal een dingetje te zijn, de kleur van de assistent van Sinterklaas. De term ‘zwartepietendiscussie’ is in ons woordenboek terechtgekomen. Was er maar sprake van een discussie, denk ik ieder jaar. Termen als ‘roeptoeteren’, ‘janken’ en ‘aanstellen’ komen wat mij betreft meer in de buurt van die zogenaamde zwartepietendiscussie. Het aantal agenten en ME-busjes rondom de recente intocht van de Sint in Den Haag is een nieuw dieptepunt die aan de lijst kan worden toegevoegd.

Ik mis een stukje Hollandse nuchterheid. Of het nu gaat om homoseksualiteit, abortus of Zwarte Piet, voortdurend zijn emoties in het debat leidend en wordt een kleine minderheid met een extreem standpunt uitvergroot. Ik vind het schrijnend om ervaringsverhalen te lezen van donkere mensen die racistisch zijn bejegend vanwege hun huidskleur. Maar zouden de échte racisten echt minder racistisch worden wanneer de roetveegpiet in iedere stad of dorp is geïntroduceerd?

Onlangs was voetballer Ahmad Mendes Moreira in het nieuws, omdat hij tijdens een voetbalwedstrijd slachtoffer was van racistische spreekkoren en apengeluiden. Toevallig speelt Moreira bij mijn favoriete voetbalclub Excelsior. Vergeten wordt dat, voordat de ‘zwartepietendiscussie’ bestond, rondom de velden al apengeluiden werden gemaakt. Als amateurvoetballer heb ik dat ook een keer meegemaakt in het Zeeuwse dorp Stavenisse. En de donkere keeper Stanley Menzo kreeg er 30 jaar geleden al mee te maken.

Wat mij vroeger zo kwaad maakte aan racisme-incidenten in de voetbalwereld, was dat het niet of nauwelijks serieus wordt meegenomen. Het fanatisme waarmee mensen de zwartepietendiscussie aangaan, ontbrak totaal na apengeluiden in voetbalstadions. Eén van mijn grootste ergernissen aan het gedoe rondom Zwarte Piet is dat het échte racisme naar de achtergrond verdwijnt. Dankzij de heldhaftige opstelling van Mendes Moreira is het racisme-incident in heel Nederland besproken en slaan invloedrijke personen uit de voetbalwereld eindelijk met de vuist op tafel.

Ik ben heel benieuwd wat Mendes Moreira van Zwarte Piet vindt. Drie van de tien Surinaamse ondervraagden (30 procent) en vier van de tien Antilliaanse (40 procent) is van mening dat Piet zwart mag blijven, blijkt uit onderzoek van EenVandaag. Op de Antillen is de kleur van Piet minder een probleem omdat het ‘nu eenmaal bij de traditie hoort’. Van alle ondervraagden in ons land vindt in totaal 71 procent dat het uiterlijk van Zwarte Piet niet aangepast hoeft te worden. Met deze statistieken in het achterhoofd zie ik geen enkele reden om voor een kleine, drammerige minderheid te buigen. Een minderheid die propaganda en halve waarheden inzet om tegenstanders zwart te maken.

Je zou kunnen zeggen: maar die boodschap blijft toch hetzelfde als Piet roetvegen of een andere kleur krijgt? Aanvoerders (onder andere Quinsy Gario, Sylvana Simons en Kick Out Zwarte Piet) van het kamp van de anti-Zwarte Pieten hebben ervoor gezorgd dat ik tegenstanders geen compromis in de vorm van roetvegen gun. Wie polariseert verdient geen aanpassing, maar de roe. En wie garandeert mij dat men met roetvegen genoegen neemt? Met fundamentalisten valt niet te onderhandelen. Ik vrees voor een hellend vlak (inmiddels staat ook Sinterklaas ter discussie).

Wat zou het mooi zijn als de tegenstanders van Zwarte Piet dit kinderfeest met rust laten en vertrouwen op de geschiedenis, die aantoont dat tradities min of meer vanzelf veranderen. In plaats van protesteren bij de intocht van Sint en Piet, doen zij er verstandig aan om hun protest te verplaatsen naar Zeist: de thuisbasis van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). Want het is te gek voor woorden dat er in 2019 apengeluiden vanaf de tribune klinken als een zwarte voetballer aan de bal is.

Als ik Sinterklaas was, zou ik deze idioten meenemen in de zak naar Spanje. Daar hebben ze een jaar lang de kans om hun zonden te overdenken en te biechten. Zij zijn hét probleem en niet een onschuldige vader die met zijn familie een gezellige avond wil beleven.

Wie zeurt over het zwarte pak van refodominees verdient een donderpreek

Dominees in een zwart pak. Je ziet ze niet alleen in Katwijk aan Zee, Barneveld en Urk. Ook op CIP.nl komen deze mannenbroeders regelmatig voorbij. Wie denkt dat ze op onze site verschijnen om het kerkvolk een donderpreek te geven heeft het mis. Deze dominees moeten echter regelmatig zélf wel een virtuele donderpreek verwerken vanwege hun uiterlijk.

Eén van die mannenbroeders die op onze website is verschenen, is ds. C. P. de Boer. De christelijke gereformeerde dominee zocht ik onlangs op met een camerateam om vijf inhoudelijke video’s te maken over kleding. Op genuanceerde wijze legde de dominee uit waarom hij het heel belangrijk vindt om zich bewust te zijn van de kleding die hij draagt. Wie de video’s heeft bekeken zal tot de conclusie komen dat hij dat op een correcte manier doet. Niet vanuit een wettische houding. Ook bleef het opgeheven vingertje achterwege.

Zijn laatste videoboodschap ging over het zwarte pak dat de predikant draagt wanneer hij ‘in functie’ is. De reacties op sociale media waren erg voorspelbaar. De Boer zou doen alsof hij met zijn gezin in de Middeleeuwen leeft en zou ook te weinig blijdschap uitstralen. Vaak wordt dan de indruk gewekt dat het hele dorp tot geloof zou komen wanneer de predikant zijn zwarte pak aan het Leger des Heils zou geven en een moderne spijkerbroek en een bloemetjesoverhemd zou aantrekken.

Het is een veelgemaakte fout. Op basis van een dominee met een zwart pak denken dat je een traditie begrijpt en grote woorden gebruiken – het liefst met een moderne bijbelvertaling en de opwekkingsbundel in de hand. Ik zou zeggen: verdiep je eens in de kerkgeschiedenis, de Reformatie en de cultuur van reformatorische christenen. Dan zou er eindelijk eens op niveau over het zwarte pak van de dominee gediscussieerd kunnen worden.

Wie die cultuur namelijk leert kennen, weet dat een dominee een enorme domme fout maakt wanneer hij in zijn kledingstijl geen rekening houdt met zijn achterban. Sinds kort mag ik onze kerkelijke gemeente af en toe de kerkdienst leiden. Meestal doe ik dat in vrijetijdskleding met een nette blouse. Als ik de dienst leid in een zwart pak of in mijn joggingsbroek, creëer ik een bepaalde afstand. Dan vind ik geen aansluiting bij de mensen tegenover mij. Wij communiceren nu eenmaal niet alleen met onze mond, maar ook met onze kleding.

Vaak worden dominees uit de bevindelijk-gereformeerde traditie weggezet als wereldvreemde snuiters die de laatste modetrends niet bijhouden. Opnieuw een bewijs dat er vooral over de dominee wordt gesproken en niet mét de predikant. De meeste refopredikanten zijn zich wel degelijk bewust van het feit dat hun kledingstijl vraagtekens oproept en mensen kan afstoten. Dominee De Boer zei dan ook: “Als ik in Canada had gestaan, zou ik een blauw pak dragen. Dat is daar de gewoonte.” Zodra zijn kledingkeuze ten koste gaat van zijn boodschap, loopt De Boer de eerstvolgende C&A binnen.

Met deze houding treedt dominee De Boer in de voetsporen van Jezus. Welke kleding onze Heer heeft gedragen, is niet bekend. Wel lees ik in de Bijbel dat Hij zijn benadering laat afhangen van het publiek tegenover Hem. Jezus staat erom bekend dat hij het goede nieuws vertelde aan de hand van gelijkenissen. Een vorm die paste in de toenmalige Joodse cultuur. Ik kan me voorstellen dat Jezus de YouTube-generatie vandaag de dag heel anders zou benaderen. En wat uiterlijk betreft heeft Hij zich waarschijnlijk gekleed naar de heersende norm van Zijn groep om zo niet onnodig afstand te creëren tot Zijn achterban.

Heb je bezwaar tegen het zwarte pak van onze broeders (ja, we hebben het over mensen die dezelfde Jezus dienen als jij en ik)? Ik zou zeggen, ga volgend jaar naar deze conferentie in Elspeet. Drie dagen lang komen dan een paar honderd dominees bijeen om lezingen te bezoeken en elkaar te ontmoeten. Ik weet zeker dat ze in één van de lange pauzes bereid zijn om een boeiend en leerzaam gesprek over hun kledingkeuze te voeren (ik spreek uit ervaring). Een dominee via Facebook zwart maken – zonder zelf de moeite hebben genomen om met die dominee een goed gesprek te voeren – is niet volwassen, niet wijs én niet christelijk.

Het zwarte pak biedt zelfs kansen. Dat merkt ook ds. A. A. Egas (te zien op de foto boven dit artikel). Ook deze dominee kleedt zich in het zwart. “Ik moest een gemeentelid in het ziekenhuis bezoeken. Toen ik door de gang liep, riep er iemand: “Dominee, dominee. Zou u met mij willen bidden, want ik moet zo meteen geopereerd worden”, vertelde hij onlangs in deze CIP Podcast. Bijzonder! In een hedendaags ziekenhuis herkend worden omdat je een zwarte pak draagt.

In 2019 zijn niet alleen een moderne aanbiddingsdienst of coole YouTube-filmpjes middelen om de blijde boodschap van Jezus te verspreiden. Dat geldt ook voor het pak van ds. Egas. Wij denken vaak heel zwart-wit. Gelukkig is onze God anders!

Gejuich in de hemel, en in Zeeland

Deze week kijken mijn familie en ik uit naar een bijzonder feest. Op 21 september vieren mijn vader en zijn vrouw Helma hun 1-jarig huwelijksjubileum. Er klinkt dan niet alleen gejuich in hun Zeeuwse woonplaats ’s Gravenpolder, maar ook in de hemel.

Een jaar geleden mocht ik ceremoniemeester zijn op de trouwerij van pa, een jaar nadat ook mijn moeder in het huwelijksbootje stapte. Het moment dat ik mijn moeder in de kerk weggaf aan haar man, zal ik nooit meer vergeten. Het merendeel van mijn vrienden zal dit nooit meemaken en voor wie niet is opgegroeid in een ‘gebroken gezin’ is het moeilijk om hier überhaupt een voorstelling bij te maken.

Tussen 1997 en 2017 is het percentage vijftienjarigen dat niet gezamenlijk met beide ouders op hetzelfde adres woont, gestegen van 20 naar 30. Zo’n 16.000 kinderen in Nederland ondervinden serieuze problemen ten gevolge van gescheiden ouders. Ik denk dat het goed is om hier eens bij stil te staan. Op de middelbare school heb ik van veel lessen helemaal niets meegekregen. Mijn gedachten dwaalden af. Voortdurend.

Wie met kinderen van gescheiden ouders praat, zal heel veel verschillende verhalen aanhoren. Iedere scheiding is een verhaal op zich. Ook dat cliché is waar. Wat we gemeenschappelijk hebben is dat we onze ouders gelukkig willen zien. Als pa en ma dat niet met elkaar kunnen zijn, dan hopelijk met een ander. Het viel niet mee om ze doodongelukkig te zien, de één voor de scheiding en de ander erna. Het aantal slapeloze nachten is niet op twee handen te tellen.

Een trouwdag van pa of ma is niet te vergelijken met een ‘gewone’ bruiloft waarbij bruid en bruidegom geen rugzakje hebben. Met een dubbel gevoel leefde ik toe naar de grote dag, met alle verdrietige gebeurtenissen nog in het achterhoofd. Je zou het een gouden dag met een zwart randje kunnen noemen.

Deze week vieren mijn vrouw Neline en ik ons 3-jarig huwelijksjubileum. Het was toen maar de vraag of opa Schipper bij onze bruiloft aanwezig zou kunnen zijn. Zijn gezondheid ging destijds meer en meer achteruit. Gelukkig was er op onze trouwlocatie een traplift aanwezig en heeft hij, op de kerkdienst en het feest na, de ceremonie na bewust mee kunnen maken. Dat gold ook voor Nelines opa, die een jaar later overleed.

Na onze bruiloft knapte opa Schipper steeds meer op en mocht hij toeleven naar de bruiloft van zijn zoon (mijn vader dus). Speciaal voor die grote dag kocht hij een schitterend pak met een fleurige stropdas. Het stond hem fantastisch! Ik zie hem nog zitten in zijn rolstoel, wapperend met een Nederlands vlaggetje, bruid en bruidegom verwelkomend.

Het zou de laatste bruiloft zijn die hij heeft meegemaakt. Eerder schreef ik deze blog in de week voordat opa stierf en deze blog naar aanleiding van zijn begrafenis. Mijn vader mocht mijn het lichaam van opa Schipper afleggen. Pa trok hem het pak aan dat opa speciaal voor zijn bruiloft had gekocht. In dat pak heb ik opa voor het laatst gezien. In zijn kist. Met zijn handen op de Bijbel.

Zaterdag proosten we op het huwelijk van mijn vader en Helma. Gejuich in Zeeland, en in de hemel.